Tijdens de oorlog zijn wij grootgebracht door opa en oma Vendeloo, aan de Wollefoppenstraat 59 in Rotterdam. Zo ging dat dus toen ook al. Mijn moeder aan het werk en wij bij opa en oma. Net zoals later ook Roy, Patty en Yosh altijd bij opa en oma waren. Mijn opa en oma hadden een sigarenhandel en stonden op de markt. Omdat er in de oorlog veel ruilhandel was, hadden wij te eten. In het begin ging dat ruilen van sigaretten voor kolen goed. We hadden het nooit koud en mijn moeder zorgde via haar werk voor eten. Mijn vriendje Chris kwam bij ons de schillen van de aardappels halen zodat zij ook te eten hadden. In 1944 was al het eten op en zijn we gaan lopen naar mijn ome Cor, die woonde in Dedemsvaart. Mijn zus Ineke was daar al. Ome Cor was een broer van mijn moeder. Tijdens het schrijven bekruipt je dan toch de vraag: waarom was Ineke daar al? Hoe is zij daar gekomen, met wie heeft zij de reis gemaakt? Daar ga ik het toch nog eens met haar over hebben. Mijn zus en ik zijn elkaar lange tijd uit het oog verloren na het overlijden van onze vader, Bertus Gloudie. Gelukkig zien we elkaar weer en komt zij met haar man Sjors zo af en toe even langs. Mijn vader is overleden toen hij 72 jaar was. Dat was in 1986. Mijn moeder is 91 geworden. Wat een verschil met Nel. Want toen mijn moeder overleed was ze nog goed bij de tijd en gek op kruiswoordpuzzels. Die reis lopend naar Dedemsvaart, tegenwoordig zou ik het met de auto al een eind vinden. Onderweg geen pension of een hotel, maar slapen bij boeren, bijvoorbeeld op hun hooizolder. Maar één ding is zeker: we kwamen aan in Dedemsvaart, we deden er drie dagen over.